Woordvorming, uitgaande van sterke werkwoorden (werkwoorden, die in den verleden tijd van klank veranderen) door verwisseling van klinker, om daarmee een verwant begrip uit te drukken. Klankverwisseling is een kenmerk, dat alleen aan de Germaansche talen eigen is; het is een rijke bron geweest voor de verrijking van de taal.
Van het sterke werkwoord werden tal van nieuwe woorden gevormd. Bijzonder groot is dit aantal b.v. bij het werkwoord steken, waaruit door klankverwisseling en op andere wijze ontstonden: stekel, stekelig, stekeblind, stik(steke) vol, stokdoof, stikdonker, stok, steker, stikker, staak, staken, staket, stek, verstokt, stoken, stuk. Van die woorden zijn opnieuw andere woorden gevormd. De klankverwisseling, welke de Duitschers Ablaut noemen, heeft zich in den voorhistorischen tijd voltrokken. Later werden op deze wijze geen nieuwe woorden meer gevormd, maar de taal breidde zich uit door afleiding en samenstelling.