Gepubliceerd op 18-08-2020

Griend

betekenis & definitie

Rijswaard, twijgwaard, griendwaard, kweekerij van griendhout op binnen- of buitendijks gelegen gronden langs onze benedenrivieren. Het woord griend beteekende eertijds zandplaat.

Het is nog de naam van een zandplaat (vroeger een eiland bij Terschelling). Daarna werd de beteekenis van griend : korrelig zand en bij uitbreiding : de gronden met korrelig zand, welke voor de teelt van rijshout geschikt zijn. Het wilgenhout is bestemd voor hoepels, rijswerken, palen, vlechtwerk, manden al naar de soort. Waardenhout, ruwbast of rijswilg is niet voor hoepels, wel voor rijswerk geschikt. Tweebast is taai, krom en ruw en dus eveneens alleen voor rijswerken geschikt. Witrood dient voor palen, lange hoepels en voor rijswerken, maar voor manden is het niet duurzaam genoeg.

Purperwilg heeft taaie twijgen en is voor mandenwerk geschikt. Katwilg is grof van merg, dus niet goed voor vlechtwerk. Bitterwilg wordt tusschen de andere wilgensoorten geplant als bescherming tegen het vee, dat deze soort mijdt om den bitteren smaak. Sommige soorten zijn zeer vatbaar voor beschadiging door het wilgenhaantje, een torretje, dat de bladeren eet.

< >