Een voogd, benoemd door den kinderrechter, over kinderen, die met zedelijken en lichamelijken ondergang bedreigd worden. De kinderen blijven dan zoo mogelijk in het gezin en de ouderlijke macht wordt den vader niet ontnomen (zooals bij ontzetting uit de ouderlijke macht), doch de vader moet zich in aangelegenheden van opvoeding richten naar de aanwijzingen van den gezinsvoogd.
Bij verschil van meening beslist de kinderrechter, naar wiens aanwijzingen zich op zijn beurt de gezinsvoogd moet richten (art. 373 B.W.).