Het kleine vierkante vlaggetje, dat vroeger door oorlogsschepen aan den boegspriet en tegenwoordig vóór op het schip aan den geusstok gevoerd wordt. Afb. blz. 64.
Veelal was die vlag een andere dan de gewone natievlag, de gewestelijke vlag of de stedelijke vlag, welke van den grooten mast woei. Bij de Nederlandsche marine was tot de omwenteling van 1795 de zgn. dubbele prinsengeus in gebruik. In 1931 is deze geus wettelijk ingesteld voor onze oorlogsschepen. De dubbele prinsengeus bestaat uit vier roodwit-blauwe driehoeken, welke in het midden van de vlag met de toppen samenkomen, terwijl aan den omtrek de driehoeken elk een derde van de lengte en de breedte der vlag innemen. De enkele prinsengeus heeft een kleiner aantal driehoeken. Omtrent onze eigenlijke vaderlandsche vlag bestaan geen wettelijke bepalingen.
De benaming geuzenvlag heeft met de Watergeuzen eigenlijk niet te maken. Ook was het oranje-wit-blauw, dat men wel de kleur van de geuzenvlag noemt, niet uitsluitend de vlag der Watergeuzen. Sommigen meenen zelfs, dat de geuzen uitsluitend het rood-wit-blauw hadden en dat oranje slechts als een schakeering van het rood is op te vatten.In Engeland spreekt men van de Union Jack: de verbondsgeus. Jack heeft hierin de beteekenis van „kleintje”. Deze geus is samengesteld uit drie kruisen: een rechtopstaand, rood kruis is het kruis van St. Joris, beschermheilige van Engeland, dan een liggend wit kruis, het kruis van St. Andries, den beschermheilige van Schotland en ten derde een smal liggend rood kruis, het kruis van St. Patricus van Ierland.
De verbondsgeus vormt het belangrijkste kwart der Engelsche natievlaggen. Op oorlogsschepen wordt deze vlag alleen als geusje gebruikt. De eigenlijke Engelsche oorlogsvlag is het roode St. Joriskruis. Koopvaardijschepen voeren de roode vlag met de verbondsgeus en als zoodanig is de Engelsche vlag over de wereld bekend.