Geut, gieteling, vroeger goteling, thans piekijzer (naar het Eng. : pig: klomp ruw ijzer). Het vloeibare ijzer, dat uit den hoogoven komt, wordt voor een groot deel terstond verwerkt tot smeedijzer en staal.
Een gedeelte echter laat men bekoelen, om het aan de gieterijen te leveren. Daartoe laat men het vloeibare ijzer in een net van gootjes in zand loopen. Nadat het ijzer gestold is, vormt het langwerpige stukken, welke geuzen, gietelingen of geuten genoemd worden.