Gepubliceerd op 18-08-2020

Erfdienstbaarheid

betekenis & definitie

Volgens art. 721— 758 van het Burgerlijk Wetboek is een erfdienstbaarheid een last, waarmede een erf (onroerend goed) bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een ander erf, hetwelk aan een anderen eigenaar toebehoort. Het is een zakelijk recht: een erfdienstbaarheid kan alleen op een zaak en niet op een persoon gevestigd worden.

Alle erfdienstbaarheden bestaan in de verplichting om iets te dulden of iets niet te doen.

Voortdurende erfdienstbaarheden zijn zulke, welker gebruik voortduurt, zonder menschelijk toedoen, zooals een waterloop, het gootrecht, uitzicht. Niet voortdurende erfdienstbaarheden zijn het recht van overgang, van water halen, van beesten weiden. Zichtbare erfdienstbaarheden zijn die van deur, venster, waterleiding. Onzichtbare erfdienstbaarheden zijn: een verbod om op een erf te bouwen, om hooger dan tot een bepaalde hoogte te bouwen, om beesten te weiden. Erfdienstbaarheid van licht wil zeggen: het recht om zooveel vensters te maken als men goed vindt, zonder het recht om later het aantal te vermeerderen en zonder dat dit het recht van uitzicht insluit (matglas). Erfdienstbaarheid van gootrecht wil zeggen : het recht om vuil water op een anders erf te laten loopen.

Erfdienstbaarheid van waterloop is beperkt tot schoon water. Het recht van inbalking is het recht om balken in een anders muur te mogen hebben; die balken mogen wel vernieuwd, doch niet verplaatst of vermeerderd worden. Het recht van voetpad is het recht om te voet over een anders erf te gaan. Het recht van rijpad: om te paard daarover te gaan. Het recht van dreef is het recht om beesten over een anders grond te drijven. Het recht van weg is het recht om met paard en wagen te rijden over een anders eigendom.

Recht van waterleiding is het recht om water over een anders erf te mogen leiden naar eigen erf. Recht van drop is het recht om het water van het dak van een gebouw, dat op de grensscheiding staat, te laten druipen op een anders grond. Erfdienstbaarheden kunnen worden verkregen door een titel (een schriftelijke overeenkomst) en soms door verjaring. De aankomst (verkrijging) van een titel moet in de openbare registers (kadaster) worden ingeschreven. Niet voortdurende erfdienstbaarheden, dus zulke, waarbij ’s menschen toedoen noodig is, kunnen niet anders dan bij titel verkregen worden. Al heeft b.v. iemand sedert onheugelijke jaren over een anders erf geloopen of gereden, dan verkrijgt hij daardoor nimmer een erfdienstbaarheid.

De erfdienstbaarheid moet zichtbaar zijn, wil ze door verjaring verkregen kunnen worden, b.v. indien iemand een huis heeft staan op eens anders erf en dertig jaren daarin niet gestoord wordt. Ten opzichte van overgang bestaan echter bijzondere bepalingen: Indien een overgang er als weg uitziet en sedert onheugelijke tijden door geburen is gebruikt, kan die weg niet meer worden afgesloten. Deze is dan een zgn. buurweg geworden, maar erfdienstbaarheid is er niet op gevestigd.

De Wet bepaalt, dat een erfdienstbaarheid te niet gaat, wanneer daarvan in dertig jaren geen gebruik meer is van gemaakt, doch de Wet voegt daaraan toe, dat deze dertig jaren niet beginnen te loopen, dan van den dag, waarop een ander dan de eigenaar een, met dat recht strijdige, handeling heeft verricht. Indien b.v. een buurman een weg afsluit, waarop een ander recht heeft, dan zou een verjaringstermijn op dezen dag een aan vang kunnen nemen, wanneer de belanghebbende zich niet tegen die afsluiting verzet. Hetzelfde heeft men bij verjaring van eigendom, als een ander dat eigendom ongestoord in gebruik heeft genomen. Ontbreken van een afsluiting geeft geen verjaring, maar wel een bezitsdaad: gebruik als opslagplaats, grasmaaien, hooien.

< >