Gepubliceerd op 18-08-2020

Engelsche ziekte

betekenis & definitie

Een ziekte van jonge kinderen en jonge dieren, welke ziekte feitelijk bestaat uit een stoornis van de stofwisseling van fosfor en kalk, veroorzaakt door gebrek aan een bepaald soort vitamine, het D vitamine, dat de zon in de huid en in bepaalde voedingsmiddelen vormt. De Engelsche ziekte is dus een ziekte, veroorzaakt door gebrek aan zon.

De naam zou volgens sommigen zoo gekozen zijn, omdat de Engelschman Glisson in 1650 de ziekte uitvoerig heeft beschreven. Volgens anderen heeft de naam betrekking op de dikke enkels, welke erbij voorkomen. De ziekte komt alleen in gematigde luchtstreken voor. In het Zuiden en in het Noorden is zij weinig bekend. In de tropen is de ziekte zeldzaam, het licht is daar zeer sterk. Toch zijn negers, doordat ze een donkere huid hebben, welke weinig licht doorlaat, zeer vatbaar, hetgeen blijkt, als ze in gematigde streken gaan wonen.

Kinderen uit Zuid-Italië, die naar Noordelijker streken verhuizen, krijgen gemakkelijk de ziekte. In Noordelijke streken, waar weinig zon is, zou men veel Engelsche ziekte verwachten. Toch is dat niet het geval, doordat de levenswijze der bewoners tegemoet komt aan dat gebrek aan zon. Zij putten de noodige vitamine uit vet en uit traan, welke zij in overvloed gebruiken. De vitamine in traan is afkomstig van het voedsel der visschen, waaruit de traan bereid wordt. Dat voedsel bestaat uit drijvend wier, uit zonrijker, zuidelijker streken afkomstig.Gewoonlijk ontstaat de ziekte in het eerste levensjaar; dat een kind in het eerste jaar vrij van de ziekte blijft en in het tweede jaar eraan gaat lijden, is zeldzaam. Bij heel jonge kinderen wordt de schedel het eerst aangedaan, dat is het lichaamsdeel, dat het sterkst groeit. De beenderen missen de noodige kalk en fosfor, worden week en buigzaam, de schedel wordt groot en dun van wand, de tanden blijven klein en worden bruin van kleur. Bij oudere kinderen ziet men, dat romp en beenen het eerst aangetast worden. De beentjes zijn pijnlijk, de gewrichten verdikt, de rug wordt krom, het bekken wordt plat, de borst wordt scherp van vorm (kippeborst). Daarbij komt een verminderde weerstand tegen ziekten in het algemeen.

De ziekte is aan de genoemde verschijnselen gemakkelijk te herkennen, maar moeilijk wordt dat soms in lichte gevallen, waarbij de verschijnselen niet zoo kenmerkend zijn. Het onderzoek met X-stralen brengt soms de ziekte aan het licht bij kinderen zonder gewrichtszwellingen, terwijl soms kinderen met dikke gewrichten de ziekte niet blijken te hebben.

De behandeling van Engelsche ziekte geschiedde vroeger vaak met zoute baden. Tegenwoordig is zij meer gericht op de verschaffing van het D-vitamine, hetzij met het voedsel, hetzij onmiddellijk door de zon. Levertraan is bekend om haar groot gehalte aan D-vitamine, evenals alle gerechten uit vette visch bereid. De geijkte, verpakte levertraan bevat gewoonlijk tweemaal zooveel werkzame stof als de onverpakte, los verkochte levertraan. Jonge zuigelingen verdragen de levertraan soms niet. Het vitamine wordt echter thans kunstmatig bereid : een Nederlandsch fabrikant heeft het in kristalvorm gemaakt, waardoor het een groote zuiverheid heeft gekregen. Omdat het aan de lucht blootgesteld, gemakkelijk ontleedt, wordt het kunstmatige vitamine in olie bewaard of anders in chocolade flikken verwerkt.

De inwerking van de zon op de huid heeft dezelfde werking, als de verstrekking van vitamine in het voedsel. Waar de zon komt, behoeft de dokter niet te komen. Zitten in de zon voor de ruiten heeft geen uitwerking, omdat gewoon vensterglas de werkzame, ultraviolette stralen tegenhoudt. Kunstzon (kwartslamp) is werkzamer; verblijf aan zee is zeer doeltreffend, omdat het zonlicht daar zoo sterk is (kleuterzorg van Dr. Mol, strandkolonies). Het zeewater kaatst de ultraviolette stralen terug.

Toch is de behandeling van Engelsche ziekte niet zoo schetsmatig als hier is voorgesteld, want er komen vormen van Engelsche ziekte voor, welke noch door zonneschijn, noch door levertraan genezen kunnen worden. Een dieet van vruchten en groenten geeft dan een betere uitkomst. Hieruit volgt, dat er nog andere, onbekende oorzaken van de ziekte moeten zijn. Op dien grond ontkennen sommigen, dat het wezen der ziekte in vitamine-gebrek zou zijn gelegen en zoeken de oorzaak in een besmetting of in een stoornis van de afscheiding der bij schildklieren.

De Engelsche ziekte kan in alle tijdperken tot stilstand komen en genezen. Indien de beenafwijkingen niet al te groot zijn, verdwijnen zij op den duur. ,,Bakkerbeentjes”, waarbij de enkels niet verder dan 6 cm van elkaar staan verdwijnen geheel. ,,0-beentjes” worden weer recht. Een hooge rug verdwijnt in den regel eer dan een zijdelingsche buiging van de wervelkolom. Op het gebied van Engelsche ziekte zijn veel belangrijke proefnemingen verricht. Daarbij is gebleken, dat een dieet rijk aan fosfor, doch arm aan kalk of omgekeerd, het ziektebeeld kan verwekken, zonder dat soms levertraan als geneesmiddel helpt. Een bepaalde verhouding van fosfor en kalk is dus in het voedsel noodzakelijk;' hetgeen te veel aan fosfor of aan kalk wordt opgenomen, is onwerkzaam.

Merkwaardig zijn ook de proeven genomen met dieren, aan wie een overmatige hoeveelheid vitamine D werd toegediend. Deze bleken ophooping van kalk in hun organen te krijgen; de urine was met kalkzouten verzadigd en het bloed bevatte veel fosforzure zouten. De stofwisseling van fosfor en kalk bleek dus al te sterk te zijn geworden. Voor schadelijke werking van het gebruik van vitamine D bij kinderen, behoeft men echter niet te vreezen, daar de doelmatige dosis vele malen kan worden overschreden, zonder dat daaruit eenig nadeel voortvloeit.

Ook bij dieren komt Engelsche ziekte voor. Paarden krijgen beengebreken (overhoef, spatten, gallen, steile kootgewrichten); het veulen doet geen dartele sprongen, heeft eer neiging te gaan liggen. De erfelijkheid der ziekte of de voorbeschiktheid, welke bij kinderen soms duidelijk aan den dag komt, ziet men ook bij paarden. De zware, grove rassen zijn veel vatbaarder dan de fijne, edele rassen, die niet zulk een sponsachtig beenstelsel hebben. De zware rassen kan men op zure, zanderige gronden niet fokken. Er is te weinig kalk en fosfor in het gras en het hooi.

Opfokken in donkere stallen geeft bij elk ras de ziekte. De ,,Dikkopziekte” van paarden in Z.Afrika is niet anders dan Engelsche ziekte. Honden krijgen door de ziekte kromme pooten; de fijne varkensrassen zijn vatbaarder dan de grove. Kuikens raken de veeren kwijt, en krijgen kromme pootjes. Soms kan men dan hun snavels en pooten krom buigen. Onderzoekingen in het Landbouwproefstation te Hoorn hebben geleerd, dat, voor genezing van varkens en kippen, vischmeel, haringmeel en pufmeel zeer werkzaam zijn, in tegenstelling met bloedmeel en dierenmeel. De eerste voedingsstoffen bevatten D vitamine; de laatste niet.

< >