Jezus heeft volgens den Bijbel op den laatsten avond van zijn leven het avondeten met zijn leerlingen gehouden, waarbij hij het brood brak en ronddeelde en waarbij hij zeide: ,,dit is mijn lichaam”. Hij gaf den beker met wijn rond en zeide ,,dit is mijn bloed”.
In 1215 stelde de paus als dogma van de Katholieke kerk vast: de leer der transsubstantiatie, de verandering van wezen: bij de viering van de mis zou inderdaad op het woord van den priester het brood (de ouwel) in het lichaam van Christus en de wijn in zijn bloed veranderen.De hervormers kwamen tegen deze leer in verzet. Luther bleef het dichtst bij de Roomsche opvatting. Zwingli verklaarde de bijbelsche woorden voor zinnebeeldig en zag in het Avondmaal alleen een heiligen maaltijd. Calvijn was van meening, dat het lichaam van Christus zedelijk werd genoten en stond dus tusschen beide opvattingen. Thans is de beteekenis van het Avondmaal veel minder dan vroeger een onderwerp van verdeeldheid. In alle Christelijke kerken wordt het Avondmaal op gezette tijden herdacht.
In de R.K. Kerk eiken dag in de mis. Mis of missa noemde men in de eerste eeuwen van het Christendom de openbare godsdienstoefening in het algemeen en wel naar de woorden uitgesproken vóór het Heilig Avondmaal: Ite missa est” : Gaat heen, de vergadering is ten einde. Tegenwoordig verstaat men onder Mis het offer van brood en wijn, dat de priester aan God opdraagt in het eerste gedeelte: de Offerande. In het tweede deel, de consecratie, wordt volgens de R.K. leer het brood en de wijn veranderd in het lichaam en bloed van Christus. In het derde gedeelte, de Communie worden beide genuttigd.