Het jongste lid van de bemanning van een haringlogger. De afhouder zorgt voor het inhalen van den reep (het touw dat het haringnet draagt).
Hij legt den reep met enkele slagen om den kop van het spil, welke kop den vorm van een garenklos heeft. Vroeger was dat spil staande en werd het met de hand rondgedraaid. Tegenwoordig, nu de loggers meestal door stoom of motorkracht bewogen worden, is het spil liggend en wordt door de machine gedraaid.Houdt de afhouder den reep strak, dan wordt deze ingehaald; laat hij den reep schieten, dan glijdt de kop van het spil onder den reep door en deze wordt niet ingehaald. Hij regelt aldus het inhalen van de vleet naargelang de visschers de netten over de verschansing binnenhalen. De reepschieter zorgt dat de reep in het ruim geborgen wordt.
Afhouder is de laagste rang. Op den afhouder volgt de reepschieter, dan de jongste dan de oudste. Bij de koopvaardij spreekt men van „jongens” en van lichtmatrozen.
