in het centrum van de synagogedienst op sjabbat en feestdagen staat het lezen uit de Tora, gevolgd door een deel uit de profetenboeken. De naam van laatstgenoemde lezing is ’haftara ’; steeds houdt de inhoud enig verband met dat wat uit de Tora is gelezen of met het karakter van de dag.
De vijfhoeken van Mozes (de Tora) worden in een cyclus van een jaar gelezen; wekelijks één afdeling (zelden meer). In de liberaal-joodse liturgie wekelijks een derde gedeelte van de afdeling van de week, zodat de gehele Tora in driejaren is gelezen. Bij iedere afdeling (sidra) worden iedere week minstens zeven mannen opgeroepen om hun deel mee te lezen. Vroeger lazen de opgeroepenen zelf hun deel, tegenwoordig doet dit als regel de baal koré. Wel moet degene die opgeroepen is, zachtjes meelezen, nadat hij eerst de zegenspreuk over de Tora heeft gezegd. Ook na het lezen zegt de opgeroepene een zegenspreuk. Daarna wordt degene opgeroepen die de Haftara zal zeggen. Voor hem herhaalt men de laatste zinnen van de Tora-lezing, om duidelijk te maken dat de Tora voorrang heeft. Zie Vreugde der Wet.