de joodse begrafenis (’lewaje’) onderscheidt zich in enige opzichten van een niet-joodse. De lijkwagen heeft op beide bumpers een wimpel met de Davidsster.
De grafdelver begint pas vlak voor aankomst van de stoet met zijn werk, want ’waarom zal men de geopende kuil als de muil van een verscheurend dier laten wachten?’ De kist is eenvoudig van materiaal en van uiterlijk. Vóór de teraarde-bestelling is er een korte bijeenkomst in de aula van de begraafplaats, en soms wordt daarna zevenmaal een rondgang om de baar gemaakt.De weg naar het graf wordt langzaam afgelegd, want niemand mag de indruk vestigen gehaast te zijn. Onderweg neuriet men psalmen. De aanwezigen scheppen in alle rust aarde op de kist, totdat een kleine heuvel de kist aan het oog heeft onttrokken. Men zegt daarbij; ’Zo keert het stof terug naar de aarde gelijk het was; de geest gaat weer naar God, die hem geschonken heeft’; Pred. 12:7. De overledene wordt begraven met een zakje aarde uit Israël. Soms wordt op weg naar de begraafplaats een omweg gemaakt teneinde de synagoge te passeren. De jood die een begrafenisstoet passeert, loopt een eindje mee en zegt: ’Ga in vrede’, of woorden van gelijke strekking. Zie Chewra kadiesja, dood en rouw.