(begin 20e eeuw) (i.p.v. brijpot soms rijstpap) regel uit een volkslied, populair geworden door het lied 'Geef mij maar Amsterdam' van Johnny Jordaan uit 1954.
• ‘'t Lijkt wel of je er niets om geeft, dat je nou zonder betrekking bent’, sprak moeder.
- ‘Doe ik ook niet,’ zei Jan, zijn stoel bij die van vader plaatsend. ‘Schiet ik niks mee op. Morgen weer wat anders. Kom ouwetjes, zoolang de lepel in de brijpot staat....’ (Chr. Van Abkoude: Jan Boenders. Hoe een echt Hollandsche jongen in Amerika rijk werd. 1913)
• Hij toverde brood, boter, kaas, worst en jam op tafel, roerde in de thee met een kromme draadnagel, die op het blad lag: ‘Opvrete wat ik voorschotel! Tante Riek heeft nog wit in d'r portemenoppes en twee weke pof, als 't helemaal weze mot. Je weet er alles van, Rook: Zolang als de lepel in de brijpot staat!’ (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• Bij ons in de Jordaan
Waar de bloemen voor de ramen staan
En de Amsterdamse humor nooit verloren gaat
Zolang de lepel in de brijpot staat. (Johnny Jordaan: Bij ons in de Jordaan. 1954)
• Kom op en drink, en vergeet
Ja drink, drink eens mee
Drink, drink op bob
´t kan me niet schelen, maar drink ´t op
Ja drink, ja drink, zolang de lepel in de brijpot staat
Komen, komen, komen we niet thuis, voor ´s avonds laat. (Peter & Zijn Rockets: Drink er een van mij. 1962)
• De oudeheer Versluys (die de tweede wereldoorlog had meegemaakt achter prikkeldraad en die een derde niet veraf meer achtte) veegde na zijn toetje van kwark met aardbeien zijn mond af aan zijn zakdoek, keek de tafel eens rond, en begon met hese stem te schoolmeesteren van: ‘Zolang de lepel in de breipot staat, jongelui, lieve deugd, dan treuren wij nog niet, dan treuren wij nog niet.’ (Ben Borgart: Rooiers. 1978)
• Al sinds de dage van die Johnny Jordaan en die Tante Leen ister een onafgebroke stroom van kwaadaardige gezwellen uit de Alberti-mafia, die ook zo nodig nog hun lepel in die brijpot motte zette. (J.A. Deelder: Drukke dagen. 1988)
• ... en die twee gaan bijlange nog niet naar huis want zolang de lepel in de rijstpap staat en overal waar de meisjes zijn daar is het bal... (J.M.H. Berkmans: Het zomert in Barakstad. 1993)
• Jan wist het antwoord op die vraag ineens niet meer, was even verward, maar zijn zelfvertrouwen kwam direct weer terug, vanwege de Amsterdamse humor, die altijd blijft bestaan! Altijd? Altijd!, nou ja, zolang de lepel in de breipot staat, natuurlijk. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)