(1962) (inf.) zich bedrinken.
• Die laten zich vollopen met Bokma en lachen de voorbij flanerende nachtvlinders toe... (Ernst Roemit: Soeta Winata. 1962)
• Ze lieten zich vollopen tot hun strot. Trossen knoflook hingen aan de zoldering van de vervallen herberg. (Raam. Nrs 51-60. 1969)
• Hij laat zich iedere avond vol lopen. (Inez van Eijk: Zo lust ik er nog wel een. 1980)
• Hij richtte de schreden naar een kleine havenknijp waar de drank goed en goedkoop was en, liet zich vollopen. (Heere Heeresma: Een hete ijssalon. 1983)
• Maar de gasten die er al waren, stonden op dat moment tot aan hun knieën in een modderige sneeuwbrij, lagen van verveling uren in het zwembad of lieten zich vollopen in de bar van het hotel. (Elseviers magazine. 1985)
• Aan de andere kant liet een donkerharige vrouw met gloeiende duistere ogen zich vollopen met sherry. (Hans Dorrestijn: Finale kwijting. 2000)
• Aan boord van zeeschepen werd heel veel alcohol genuttigd, al was je nog zo jong, om de verveling te doden. Niemand lette op je leeftijd. Er waren koksmaatjes en bakzeuntjes bij van net vijftien jaar die zich soms helemaal vol lieten lopen. (Cees de Vries: Zeemansgraf op de Wildevaart. 2019)
