(1939) (inf.) zich beledigd of gekrenkt voelen. Ontleend aan de hanengevechten. Refereert naar een haan (of een vogel) die een andere haan (of vogel) in zijn kuif pikt. Syn.: zich op zijn pik getrapt voelen. Een oudere uitdrukking die hetzelfde beeld ten grondslag heeft, is de kuif opsteken: boos worden.
• „Jij bent zo gauw in jouw kuif gepikt,” pakte Maatje in. (Emmy Belinfante: We slaan ons erdoor. 1939)
• Volgens zijn eigen lezing stal hij zonder het te weten allerlei huishoudelijke artikelen en werd hiervoor door de recherche „in de kuif gepikt". (Alfred Johan van Meurs: Over de gevechtsuitputting: On combat-exhaustion. 1955)
• Uiteindelijk voelde hij zich waarschijnlijk „in de kuif gepikt", wat hij niet nam en waarom hij mede voor zijn generatiegenoten op een openbare discussie-avond in het geweer kwam. (Bouwkundig weekblad, Volume 82. 1964)
• Jawel, maar de politie heeft die majoor in zijn kuif gepikt. Hij krijgt een zware straf, wegens het in gevaar brengen van mensenlevens. (Meyer Sluyser: Daar zaten wij: impressies over 'London '40-'45'. 1965)
• Het was begrijpelijk dat zowel Lieftinck als zijn partijgenoot Donker in hun kuif- samen hadden zij in ieder geval één kuif -gepikt waren door deze laatste opmerking. (Politieke geschiedenis van Nederland: oorlog en herstel; offerfeest der tegenstellingen. 1970)
• Ze was 24, zelf korte tijd verslaafd geweest, maar direct in de kuif gepikt. (Yvonne Keuls: De moeder van David S., geb. 3 juli 1959. (1980)
• ‘En u, heer Hals, wat gelooft u? Dat de duivel u misschien in de Hout passeert, verkleed als saletjonker?’ Hals was merkbaar in zijn kuif gepikt. (Theun de Vries: Torrentius. Het feest en de storm. 1998)
• Kiers (toen 22 jaar) en Hulst (toen 19 jaar) voelden zich door de publicatie in hun kuif gepikt. (Vrij Nederland, 18/06/2016)
• ‘Hoor eens!’ zei Jan, in zijn kuif gepikt. (Fleur van Groningen: Swingers. 2020)
