Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-02-2024

zich het mikmak werken (zuipen enz.)

betekenis & definitie

(1912) (plat) hard werken (veel drinken enz.)

• Hij had zich wel het mikmak gezopen, en zijn Neel was altijd knap gebleven. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1925, dertiende druk. Eerste druk: 1912)
• Da's grassig... botop verschut van 'n luxestoomertje,... stotterde Jan, die zich een mikmak schrok. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Ant schrok zich een mikmak van het gevaarte. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). Eerste druk: 1924)
• ‘Ik zweet me 't mikmak, luit'!’ bulderde de lelijke kerel, volstrekt niet beledigd, terug …. (A.M. de Jong: Frank van Wezel’s roemruchte jaren. 1928)
• Twaalf stuivers in de top. Amper genoeg om 's avonds een glas brandewijn om te gooien. En daarvoor zouden zij zich het mikmak werken? (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• … enfin, je begrijpt me wel; hoe hij op de bodem van lege inktpotten ongebluste kalk strooide en de concierge, ik bedoel den Slome, zich een mikmak schrok, toen hij de potten bijvulde en de inkt bruisend over de rand kookte. (Leonard de Vries: De jongens van de hobby club. 1947)
• Hij zat zelf in de wagen en je schrok je een mikmak, toen hij Basje bedwelmde. (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
• Die Rus had dus z’n laatste halve dag nog doorgebracht door zich het mikmak te sjouwen voor mensen die hem achteraf eventjes neerschoten! (Armando & Hans Sleutelaar: De SS’ers. 1967)

< >