(1920) (stud) student in de veeartsenijkunde.
• Gu Versing ontnam haar de theepot en hielp haar kopjes uitzetten met die bestudeerde en welbewuste hoffelijkheid, die haar altijd zo vermoeide, de hoffelijkheid van een jongen, die zichzelf ziet hoffelijk zijn en zichzelf dan goedkeurend toeknikt omdat hoffelijkheid tot beschaving behoort en de student tegelijk correct en intellectueel is, boven de ‘veebonk’ en de ‘tandenprol’ zo goed als boven de kantoorvlerk en de schoolfrik onmiskenbaar verheft. (Uit het leven van een denkende vrouw. Door Justine Abbing, pseudoniem van Carry van Bruggen. 1e druk 1920. Herdruk 1985)
• Welke dokter van onzen tijd zou zich niet onteerd achten door zulk een vooruitzicht en zou niet het rood der schaamte naar zijn voorhoofd voelen stijgen? Wij hoeven onze dokters onder elkaar maar eens te hooren praten over veeartsen of apothekers, om nauwkeurig op de hoogte te geraken van de gevoelens, die zij jegens die ongelukkigen koesteren. „Likkepotverkooper", „veebonk", klinkt dat niet als 'n uitdrukking van de hoogste verachting in den mond van een melkmuil van „de Faculteit?" (Nieuwe Tilburgsche courant, 28/09/1929)
• Waarom bemoeit hij zich ook met dien veebonk?.... (A. Roothaert: Doctor Vlimmen. 1937. 3de druk)
• Bewaart U misschien voor de twee Nederlandse dierenartsen bij het afscheid een waarderend woord? Op zich is dit artikel aardige informatie voor de lezer, maar waarom met geen enkel woord over hun twee Nederlandse collega's gerept? Zijn de Antilliaanse dierenartsen hun studentennaam van veebonk nog niet vergeten of ligt de fout helemaal bij Mayra van der Dijs? (Amigoe, 23/11/1977)