Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 12-02-2025

uitgezogen spinaziestengel

betekenis & definitie

(1920) (scheldw.) lang, mager persoon.

• Als staaltjes van Amsterdamse volkshumor vermeldde J. Schuite maker2), o.a. de volgende scheldwoorden en spotnamen: voor een lange magere: uitgedroogde bonenstaak, uitgezogen spinaziestengel, lange sladood; voor een dikke: rolmops, bulletje bloedworst; voor een pokdalige: gatemetiel; voor een drinkebroer: volle maan, wijnbuik, oliebol, oliekop, doorroker, jeneverneus, koperneus, nathals, pimpelneus, pimpelaar. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 35. 1941, citeert het weekblad Buiten, oktober 1920)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Etterbuil, galbak, patser en nylonkijker (in Rotterdam gehoord voor een man die opzichtig vrouwenbenen bestudeerde) komen in de verzameling van De Vooys nog niet voor. Wel uitgedroogde bonenstaak en uitgezogen spinaziestengel voor ‘een lang en mager mens, en rolmops en bulletje bloedworst voor een “dikkerd”. (Onze Taal. Jaargang 57. 1988)

< >