(17e eeuw) (ook: trouwen zonder priester) (euf.) met elkaar naar bed gaan; seks hebben (voor het huwelijk). Opgetekend bij H. Doedyns (Haegse Mercur. 16 Oct. 1697). Heestermans citeert nog J. Burghoorn (Klucht-hoofdige snorre-pypen, quacken en quinck-slagen, springende van den os op den esel. 1644). Een bekend spreekwoord is: "Trouwen in het hooi is mooi, maar trouwen in de kerk is eeuwig werk."
• Trouwen in het hooi: Da's pas mooi! mevrouw. Mijn lichaam wordt zo nog oud en stijf. (Samuel Coster: Boere-clucht. 1612)
• Mijn antwoord: 'Ik weet niemand die met mij zou willen trouwen,' deed haar vrolijkheid nog toenemen en na het mij reeds bekende rijmpje: trouwen in het hooi, dat is mooi; maar trouwen in de kerk, dat is eeuwig werk, te hebben aangehaald... (Isaac Faro: De knagende worm. 1964)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) p. 127