Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 11-07-2021

trainingsdier

betekenis & definitie

(1992) (sp.) sportbeoefenaar die veel traint.

• Konychev heeft de naam het soms nogal makkelijk op te nemen in het leven. Hij zou geen trainingsdier zijn, achter de meiden aanzitten en La Dolce Vita verkiezen boven het regelmatige leven van de harde, succesvolle wielerprof. (Mart Smeets: Kopmannen en waterdragers. 1992)
• Dat wil niet zeggen dat het trainingsdier Van der Poel in de 'vrije' decembermaand stil heeft gezeten. (Trouw, 13/01/1992)
• Voor 'de Muur', de dertiende en voorlaatste helling, hadden andere helpers en kopmannen geprobeerd de vluchters tot de orde te roepen. Het trainingsdier Adri van der Poel, bijvoorbeeld, de bijzonder fit ogende Johan Capiot, Gerrit Solleveld en Johan Museeuw. (NRC Handelsblad, 06/04/1992)
• Een trainingsdier is Jekimov altijd al geweest. (Trouw, 23/07/1993)
• Nederlands succesvolste klassiekerspecialist Adri van der Poel wordt in juni 35 jaar en perst er op zijn onvolprezen karakter nog knappe acties uit. Maar het Brabantse trainingsdier is uitgewrongen en heeft zijn afscheid als wegrenner aangekondigd. (het Parool, 23/04/1994)
• Trainingsdier: renner die bijzonder veel traint. (Henk Tetteroo in Onze Taal. Jaargang 67. 1998)

< >