Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 05-07-2021

techie

betekenis & definitie

1) (1995) (<Am.-Eng.) (comp.) techneut*.

• De groepen die enthousiast met computers aan de slag gaan, vergeten vaak dat veel mensen computerangst hebben. „Die angst wordt versterkt, doordat er een groot verschil is tussen de techies en de beginners. Ze begrijpen elkaar gewoon niet. (Trouw, 22/04/1995)
• De terriërs van het blog The Jawa Report aka Mypetjawa, geroemd vanwege hun vast- houdendheid om Jihad-websites offline te krijgen en digitale schermutselingen met de techies van Al-Qaeda, hebben zich in de broekspijp van NS vastgebeten. (www.Geenstijl.nl. 24/03/2008)
• San Francisco wordt gerund door de ‘techies’, zegt hij. Net als Seattle. (Alex Boogers: De zonen van Bruce Lee. 2020)

2) (1996) (beurs) belegger die heilig gelooft in het groeivermogen van de hightech fondsen.

• (Pieter Kort: Bisnis Babbel. 1996)
• (Wim Daniëls: Werk-woorden. Foempen. Bram-pijn en andere bijzondere woorden in bedrijven en instellingen. 1997)

< >