(19e eeuw) (Volendam, Marken) erkende vrijer. Wanneer iemand 's nachts betrapt werd (door andere jongeren) in de buurt van de woning van een geliefde dan werd hij uitgescholden voor spekdief.
• En schoon ik dan een ‘spekdief’ hiet,
Ik stoor mij aan die smokklaars niet… (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854)
• Spekdief, niet zoo als Ds. Ten Katezegt (Lier en Harp, bl. 225) de erkende en geadmitteerde minnaar; maar de jongeling, die 's avonds in 't donker rondom de woning zijner begeerde zwerft, en haar heimelijk tracht te spreken, ten einde van hare toestemming zeker te zijn, eer hij die der ouders vraagt. Wordt zoo een door andere jongelieden betrapt, zoo wordt hij onder het geroep: ‘een spekdief!’ in de maling genomen. (De Taalgids. Jaargang 4. 1862)
• Het is een spekdief. [Te Vollendam geldt deze spreekwijze voor een' erkend' minnaar, in tegenstelling van een' smokkelaar. Het heimelijk vrijen noemt men daar smokkelen.] (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)