(1954) (scheldw.) dik en lomp persoon. Een spekbokking is een gerookte vette haring. Vgl. Engels slang: ‘lardsack’.
• Die dikke sproetige spekbokking met zijn rode haren wist Hennie's naam en adres en alles! (Willy van der Heide: Een klopjacht op een kapitein. 1954)
• „Word wakker, hossende spekpudding!” (Willy van der Heide: Hoog spel in Hong Kong. 1958)