Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 15-05-2021

soepkot

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Leuven, stud.) eethuis, pension.

• Telloorlekker in een smeerig soepkot! » morde Donatus. (Hendrik Conscience: Het goudland. 1862)
• Vele spijshuizen, inzonderheid de zgn. pensions heten 'soepkot'. (Ons Leven. 42e Jaargang nr 2, 15/11/1929)

< >