Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-05-2021

snertnimf

betekenis & definitie

(19e eeuw) (zeem.) ophaalster van de restjes bij marineschepen.

• Huilende stond aan den marinesteiger eene inlandsche oude vrouw, Elisabeth Dutier, die 15 jaren lang, trouw de marine gediend had als schoonmaakster en bewaarster der keet, als boodschapjongen en snert- nimf.... (Marineblad. Volume 14.1900)
• Snertnymphen. Hoewel voor elk lid van de bemanning het rantsoen nauwkeurig bekend is en afgewogen wordt, is de gezamenlijke hoeveelheid van bepaalde etenswaren wel eens meer dan er verwerkt kan worden. Dat hangt van verschillende omstandigheden af. In elk geval blijft er bij den kok, als het schip binnen ligt, wel wat eten over. Dit wordt dan door arme lieden in ontvangst genomen. Men noemt hen snertnymphen. Deze uitdrukking dateert uit den tijd, dat snert bij de marine het voornaamste menu was. In het Adelborsten Jaarboekje van 1894 werd er in de Mixed Pickles reeds iets van gezegd, zij het dan als satyre. Aanvankelijk waren het arme vrouwen en kinderen; later kwamen er ook bekende plaatselijke bedelaarstypen bij en kreeg men dus ook mannelijke snertnymphen. Er is een ongeschreven wet, dat nieuwe snertnymphen eerst aan een ballotage onderworpen worden en hun aantal beperkt blijft. Dit laatste vooral in verband met het werkelijk nog te gebruiken overschot bij den kok. Wat bij de zeuntjes aan de Bakken overblijft is gewoonlijk alleen geschikt als spoeling, dat voor dieren bestemd is en jaarlijks bij inschrijving „voor weghalen" wordt verkocht. Als het schip in zee is, kan het eten of de spoeling niet bewaard blijven en gaat alles door den stortkoker in zee, ten prooi aan visschen en meeuwen. Men noemt daarom den stortkoker ook wel het meeuwengat. (Albert Chambron: Marinetermen. 1941)
• Onder die bomen langs schoven op grauwe winterochtenden als een schimmenspel de ‘snertnimfen’ voorbij, leeftijdloze vrouwen in omslagdoeken en klompen of afgetrapte schoenen, met een emmer in de hand of twee, tegen elkaar rammelend, op het wrakke onderstel van een kinderwagen. Ze gingen aan de haven het overgeschoten eten van de schepen halen. (Annie Romein-Verschoor: Omzien in verwondering. 1970-1971)
• Snertnymphen. Arme mensen, die etensresten bij de kazernes afhalen. (Puzzel Vademecum. Deel 1. 1979 zeemans- en soldatentermen)
• Snertnimf: ophaalster van de restjes bij marineschepen. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)
• Snertnimf: vrouw die (of meisje dat) de overgebleven snert komt vragen. (Jaap Van Der Wijk: Lexicon van de watersport, visserij, koopvaardij, marine en bruine vloot. 1996)

< >