(1903) (< Fr. semoule) (Vlaanderen, inf.) pap van griesmeel.
• Enkelen doen het en nemen den zuigeling in een overhuifden kruiwagen mede , door regen en wind , doch de meeaten laten de kleintjes thuis onder de hoede van Grootje, die hen voert met griesmeel (smoelpap) of koemelk. (Nederlandsch tijdschrift voor verloskunde en gynaecologie. 1903)
• (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)
• Smoelpap. m.Pap, waarin semoule is gekookt, die ze dik maakt. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Crémepap, smoelpap, sloekkepap (beschuiten met botermelk), rijstpap, blaaskenspap (hele lichte koude pap), vanillepap, havermoutpap, noem maar op. (Vic De Donder: Zou men armoe lijden? 1990)
• Smoelpap. zn.v. Fr. semoule = griesmeel. As me klaan ware mokte-n-ons moder reigelmateg smoolpap. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• De kamer die ons samen zag in draf verlatend, schartte ik op de vloer van het Iogeervertrek mijn boelken bijeen, daalde toen de traptreden af en ging naar de voordeur. 'Blijf, er is smoelpap van semoel!' kreet de antropologisch door het ijs ... (Pjeroo Roobjee: Een mismaakt governement. 2010)
• Na twee koffies verkeerd was ik het in dat Madrileense café zo beu als kouwe smoelpap. (Herman Brusselmans: Heilige schrik. 2011)
• Alleen het kruisje dat hij voor het slapengaan van de vader kreeg, staat in zijn geheugen gegrift, en ook de 'smoelpap' – pap van griesmeel, semoule in het Frans – die op tafel kwam. (Kristien Hemmerechts: Het verdriet van Vlaanderen. 2019)