(19e eeuw) (Barg.) sigaar.
• Smakkerik: sigaar. (Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, Volume 46. 1927)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. Bronnenboek. 1934)
• Overigens is saffiaantje slechts een van de vele woorden die het Bargoens rijk is voor ‘sigaar’ of ‘sigaret’. Er werd in ‘het milieu’ stevig gepaft en dat bracht een uitgebreide woordenschat met zich mee. Voor ‘tabak’ zijn onder meer opgetekend: apehaar, buksie, kees, oltrip, piraatje, tak en weduwehaar. Voor ‘sigaar’ en sigaret’: damperik, flem, flet, fumerik(ske), glimmert, pafferik, pennetje, poeierpen, rookertje, samenetje, smakkerik(ske), smerri(e), smerrietje, smo(k)kerik, smoks, smorderik en strootje. (Onze Taal. Jaargang 77.2008)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)