Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 08-04-2023

sjout, sjouter

betekenis & definitie

(1906) (Haarlem, Barg.) politieagent.

• (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• ... een glimmert, een hoed, een jato, een kallebak, een kip, een klabak, een koperen bout, een latkip, een poedel, een poets, een prins, een sjouter, een smeris ; een bereden politieagent een knolsmeris; een brigadier van politie te Amsterdam ... (Noord en Zuid. Volume 29. 1906)
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• In verband met het Hebr. alphabet wil ik nog vermelden, dat sjien, een der vele Amsterdamse woorden voor diender, de naam is van de voorlaatste letter in dit alphabet en ook de aanvangsletter van shauteir, (politie)beambte (‘Sjouter,’ zeggen o.a. de Haarlemse jongens). (de Nieuwe Taalgids. Jaargang 10. 1916)
• De boeventaal is rijk aan woorden. Hoor slechts hoeveel verscheidenheid van aanduiding ze heelt enkel voor het woord politie. Een opsomming! Adje, bout, dekkel, glimmend gassie, glimmert, glimmerik, grandige(r), hoed, jato, kallebak, kip, koperenbout, trauter, latkip, poedel, prins, prinsemarij of prinserij siene, sjed, sjien, sjouter, smeris, soemkoef, sossem-prinserij (bereden politie), stille (geheime agent), wees of weets… (Leeuwarder nieuwsblad, 11/05/1925)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Voor een politieagent hebben ze alle mogelijke benamingen; een „glimmerik”, een „sjouter” een „smeris”. (De nieuwe Nederlander, 09/04/1947)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Stella Bergsma & Sylvia Witteman: Van lichtekooi en zwiepkanarie. 2019) p. 151
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

< >