Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 16-04-2021

schnabbelcircuit

betekenis & definitie

(2005) (inf.) artiestenkring waarin men iets kan bijverdienen. Kijk ook onder schnabbel* en schnabbelen*.

• In Utopia zou Bart een paar keer per jaar optreden en voor de rest alleen maar liedjes schrijven en opnemen. “Alles tussen jazz en brute hardcore.” In Nederland betekent dit spelen in een band die te veel zelfrespect heeft voor het schnabbelcircuit en te weinig hits voor de feesttenten, rondjes draaien in de clubs en hopen op Het Buitenland. (Leon Verdonschot: Hart tegen hart. 2005)
• Jacques liet zijn ervaring van vijfendertig jaar showbusiness & schnabbelcircuit los op de Brabanders. (Jan Eilander: What's on a man's mind? 2007)
• Ricardo zijn grote droom is om ooit mee te doen aan een talentenjacht op televisie en die te winnen, of zoals hij me net zelf zei: “ver genoeg te komen, zodat ik in het schnabbelcircuit lekker mijn ding kan doen”. (Stefan Pop: Moet je nou eens horen. 2014)

< >