(19e eeuw) (< Fr. chevalier sans peur et sans reproche) iemand die moedig is, standvastig en eervol. Moed en onberispelijkheid behoorden tot de deugden van de middeleeuwse erecode. Oorspr. van toepassing op Pierre Bayard (1476-1524), een legeraanvoerder onder koning Karel VIII. De uitdrukking werd bedacht door Symphorien Champier in 1525. Tegenwoordig wordt in de pers i.p.v. ridder ook reporter of een andere aanduiding gebruikt. Vgl. Dui. Ritter ohne Furcht und Tadel; Eng. knight without fear or blame.
• ‘Frederik willem, zegt hij, luisterde niet naar de stem van hatelijke personele gewaarwordingen; en hij was de eenige der strijdende of handelende Vorsten, die zulks niet deed. Doorgloeid met de deugd, bezield met de geestdrift dier dagen, waarin moed, eer, regtvaardigheid en kiesche min ten zetel rezen, in één woord, als een waardig ridder, trok hij zijn zwaard als een dier oude Kampioenen zonder vrees of blaam. (Vaderlandsche Letteroefeningen. Jaargang 1812)
• De fabelkring van Karel den grooten, die voornamelijk deszelfs togt naar Spanje tegen de Sarracenen bevat, is van eenen gelijken aard als de overige, doch schijnt minder opgang in Duitschland te hebben gemaakt, althans min belangrijke gedichten te hebben voortgebragt. Geen wonder! de helden der ronde tafel waren idealen voor alle Ridders zonder vrees of blaam; de togt naar Spanje, die bovendien ongelukkig uitviel, was slechts voor Franschen, misschien ook voor Italianen, belangrijk, en heeft dan ook dat onovertroffene meesterstuk van luim, vernuft en vindingskracht, ariosto's razenden roeland, het aanzijn gegeven. (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818)
• Chevalier sans peur et sans reproche, (fr.) ridder zonder vrees of blaam. Dat was Tancredo (± 1112), een der hoofden van den eersten kruistocht, in 't gevolg van Godfried van Bouillon, vóór Jerusalem; Tasso verheerlijkte hem in zijn dichtwerk ‘Gerusalemme Liberata.’ (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• En zoo heeft hij inderdaad zelf gearbeid, en daarbij hoog gehouden de driedubbele vaan waarvan ik sprak aan het begin. Gaat ge zijn leven na, zoo moet ge erkennen dat Davy en wij zelven misschien ten onrechte glimlachten om de idealistische beschouwing van den jongen Faraday; want al heeft hij zelf eens, jaren later, in een particulier onderhoud zich uitgelaten in soortgelijken zin als Davy, sceptisch omtrent dien goeden invloed der wetenschap, in Faraday 's eigen leven herkent ge althans dat van een ‘ridder zonder vrees of blaam.’ (De Nieuwe Gids. Jaargang 26. 1911)
• Maar op 't zelfde oogenblik gaf Do hem een gevoeligen tik op zijn vingers. Do bleek een ridder zonder vrees of blaam. (C.J. Kievit: De geheimzinnige koepel. 1918)
• Peter R. de Vries is een misdaadverslaggever zonder vrees of blaam. Alleen al bij het horen van zijn monotone stem lijken boeven in elkaar te krimpen van schrik. (HP/ De Tijd, 10/01/2003)