Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 26-03-2021

rechtsdragend

betekenis & definitie

(1955) (sch.) de penis rechts in de broek dragend. Linksdragend bestaat uiteraard ook. Oorspr. gebruikt door kleermakers en m.b.t. herenbroeken. Tegenwoordig kan het ook over andere zaken gaan, zoals bijv. een trouwring.

• Al die rotkerels kijken naar mijn benen, stel je voor dat ik naar hun kruis keek. In de trein doe ik het trouwens. Ik kan altijd zien of ze links- of rechtsdragend zijn. Ik snap niet dat ze niet met het zadel klem raken als ze fietsen. (Nel Noordzij: Het kan me niet schelen. 1955)
• Een reis om de wereld dat deden / we vroeger met gymnastiek je mocht / met geen voet de grond aanraken / naar grond heb ik sindsdien gezocht. Of: Broekmaten geleden ofwel / nog voor hij links of rechtsdragend / was want middenin. dus zogezegd / flesh-back. (NRC Handelsblad, 28/11/1975)
• "Bent u links- of rechtsdragend mijnheer?" Vele decennia informeerde de kleermaker met een stalen smoel op deze verkapte wijze naar de exacte locatie van het zwaartepunt in de mannelijke pantalon. Maar, dat is verleden tijd. (Nieuwsblad van het Noorden, 24/08/1990)
• Bij minder dan een procent van alle mensen zitten de organen gespiegeld: de maag rechts, de lever links. "Je mag, als de redenatie van dat bouwplan klopt, verwachten dat juist de mannen in deze groep niet links- maar rechtsdragend zijn.’ (Trouw, 27/04/1994)
• Zijn verschijning in een van de tv-afleveringen in een rood Speedo-zwembroekje veroorzaakte zelfs verhitte discussies tussen fans op de chat-site. Was hij nu links of rechtsdragend, vroegen ze zich af. (het Parool, 29/07/1998)

< >