(1996) (< Eng. psycho babble), geïnstitutionaliseerde babbelziekte. Informele term, in 1976 geïntroduceerd door de Amerikaanse auteur R.D. Rosen in het tijdschrift New Times, en het jaar erop gebruikt als titel van zijn boek Psycho babble: Fast Talk and Quick Cure in the Era of Feeling. Rosen beschrijft de noodzaak om het ego te doorgronden door middel van allerlei nieuwe therapieën.
• Drie dagen lang een stoomcursus levensgeluk, vol psychobabbel, tranen en `doorbraken'. Intimiteiten delen met honderd, soms tweehonderd anderen, en dat helemaal niet gênant vinden. Alleen met toestemming naar de wc mogen, en de hele dag uitsluitend water drinken. En na het weekend denken dat je definitief veranderd bent. Dat is Landmark Forum. (Vrij Nederland, 12/10/1996)
• Afgezien van de Woody Allen-achtige psychobabbels en absurde kunstgrepen om het verhaal geloofwaardig te houden, bewees Roth met zijn surrealistische fabel dat hij zijn borstnijd in elk geval tot fonkelend proza kan sublimeren. (HP/De Tijd, 14/03/1997)
• Ik word stilaan doodmoe van al die bakkers van emo-bagger die, in een drapage van `psycho babble', blijven jokken over de diepere betekenis van hun programma's. (Humo, 23/12/1997)
• Misschien had Maartje, wetende dat het interview niet zou worden uitgezonden maar afgedrukt, dan wel de euvele moed gehad om, met gebruik van de afschuwelijke uitdrukking uit het journalistenjargon, dóór te vragen (‘En wat doe jij eigenlijk?’ ‘Ik vraag dóór’), hopend op de in de opiniebladen gangbare mix van psycho-babble, mild exhibitionisme en kokette zelfspot. (Joost Zwagerman: Landschap met klein vuil. 2001)