(1968) (< Eng. schijngebeurtenis) gezegd van iets volslagen onbelangrijks waarover veel trammelant* wordt gemaakt in de media; opgeklopt iets.
• Daniel Boorstin (Pelicanbook A 611) heeft in zijn „The image" (What happened to the american dream) het begrip „pseudo-event" geschapen, de pseudogebeurtenis, die niet leidt tot nieuws, maar wordt geënsceneerd om nieuws te scheppen. Ook niets nieuws, maar moderne publiciteits- en vooral ook reclametechnieken hebben de toepassing sterk gestimuleerd. Men hoeft echter geen ingewijde te zijn in het academisch milieu om te weten, dat wij hier niet te maken hebben met alleen maar „pseudo-events", noch slechts met imitaties. (Het Parool, 01/06/1968)
• … en tenslotte Magritte. want wie helemaal niet meer wist waarover te schrijven maakte een kunsthistorische rondgang door Gustave Nellens' rijk, waarin ongeveer alles te vinden was wat de twintigste eeuw aan schilderkunst had opgeleverd, hoog opgetast tegen de wanden van het Casino, maar ook achter de bar van zijn nachtclubs, maar boven allen de surrealist René Magritte van wie Nellens mecenas dan wel opkoper is geweest en aan wie de pseudo-event Knokke zijn culturele belang steeds heeft ontleend. (De tijd : dagblad voor Nederland, 08/12/1972)
• Verkiezingen als pseudo-event kunnen alleen slagen indien de media de verkiezingen in de eerste plaats verslaan en er in de tweede plaats ook nog eens redelijk positief over zijn. (De waarheid, 18/03/1989)