Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 18-12-2023

prakkeseren, prakkezeren, prakkiseren

betekenis & definitie

(vroege 18e eeuw) (inf.) overleg plegen; nadenken, piekeren. Afgeleid van praktiseren. Vgl. prakkedenken*.

• Dat is, moet je weten, dat 'er binnen kort zoo verschrikkelijk veel gouden sequinen in de wandeling kwamen, dat de Raad had zitten prakkezeren dat 'er perfors, of valsche in den omgang moesten zijn, of dat men aan den verborgenen schat, waar sedert honderden van jaren zoo vele millioenen sequinen als een slokje tegen den dorst bewaard worden, geraakt had. (Bruno Daalberg: Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze. 1805)
• Lief zag Anneke er uit: het hagelwitte mutsje omgaf een bevallig boerinnen-kopje, dat menig jong gemoed - oan 't prakkezeren brogt; handig was ze in 't melken, handig in 't karnen, handig in 't botter kneejen, handig in 't breijen en handig in 't neejen ook. (J.J. Cremer: Betuwsche novellen. 1856)
• (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• De bekendste uitdrukkingen, zegswijzen, spreekwoorden, worden vermeld; en de spreektaal krijgt z'n kompetente porsie (zie i.v. mooi, prakkezeren, bombarie). Medegedeeld wordt of het woord verouderd is (b.v. miede) of alleen nog histories in gebruik, of in de vaderlandse geschiedenis thuis hoort (b.v. bosgeus). (Taal en Letteren. Jaargang 11. 1901)
• Maar toch kon ie er bij z'n werk vaak over prakkezeere, of dat stelen van Jan geen ingeboren aard wezen zou. (M.J. Brusse: Boefje. 1903)
• Rood waren haar wangetjes van het harde prakkiseren en haar oogjes waren donker van de plannen en bedenksels. (J.M. Selleger-Elout: Marian en Marion. 1940-1950)
• Met ons drieën staan we dan m de keuken van 'Jacques (die zelf intussen al 5 kilo kwijt is van zijn dikke 100) om te prakkezeren, te praten en te proberen. En vooral te proeven! Want wat we bedenken moet voor alles ook lekker zijn! Jacques heeft zijn enorme inbreng als culinair artiest. Ja inderdaad, de sauzen vormen een groot probleem. (De Telegraaf, 10/07/1976)
• Laat mij toch eens tijd te prakkeseren. (Paul van Ostayen: Verzameld werk. Deel 3: proza. 1979)
• Prakkepiekere, w.w. Schertscontaminatie van prakkezeren en piekeren. | Ik prakkepieker d”r niet over! (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• Maak je niet dik, dun is de mode. je moet er effe over prakkiseren. (Karlijn Stoffels: Zuiderzeeballade. 2011)
• Prakkiseren over leven en dood, prakkiseren over kwaliteit van leven, prakkiseren over een hond van drie jaar oud die als een zombie door de tuin loopt … (Gerbrand Bakker: Jasper en zijn knecht. 2016)
• Anders lig je daar met je blote muts te prakkezeren of de gynaecoloog niet teveel wordt afgeleid door kalknagels, eksterogen en eeltknobbels. (Mieke Kerkhof: Eerst kijken, dan kunnen we nog altijd zien. 2021)

< >