(1999) (euf.) (tegenover kinderen) voor het vrouwelijk geslachtsorgaan.
• Simon kan zich er niet druk om maken: je kind verzint straks zelf wel iets of het komt met iets thuis wat ze op school gebruiken. De dochter van Marjolein leerde op school haar 'plasbips' te vegen. Op scholen hoor je ook nog wel eens het vermaledijde 'voorbillen' of 'voorbips'. (Trouw, 07/07/1999)
• Vorige week vroeg Emma aan mij hoe grote mensen nu eigenlijk een baby maken. Omdat we afgelopen zomer pitjes hadden geplant waar prachtige zonnebloemen waren uitgekomen, begon ik iets te hakkelen over ‘papa die een zaadje in mama’s buik doet.’ Blijkbaar was ik niet erg duidelijk, want Emma vroeg met grote ogen of je dan een tuin in je buik kreeg. Om dit soort van-de-regen-in-de-drupconversaties te vermijden, adviseren de opvoedboeken om concreet te zijn en de dingen vanaf dag één bij hun naam te noemen. Dus niet piemel en plassertje maar penis en vagina. Voor mij hoeft het echter nog niet zo medisch; ik ben tenslotte een moeder en geen uroloog. Het Surinaamse woord ‘roosje’ vind ik voor kleine meisjes wel weer schattig. Alles is in ieder geval beter dan spleet, doos, voorbillen, plasbips, muts, fluts of muisje. Er gaan overigens steeds meer stemmen op om de vagina ‘yoni’ te noemen; een zachte benaming die in boeddhistische culturen in gebruik is. (Daphne Deckers: Decksels. 2005)