(1972) (Barg.) arrestantenwagen. Naar de vroegere luchtpijpjes op het dak. Syn.: blauwpijper*; chocoladekar*; schoorsteenwagen*; zespijper*.
• Wie de vracht heeft, heeft een behoorlijke borrel op, maar wie zo achter het stuur zit, is voor de politie dan 'zesentwintig', wat slaaat op artikel 26 uit het wegenverkeerswet. lets verdienen of werken heeft daar weinig mee te maken, omdat het als synoniem voor stelen gebruikt wordt. Werk je op die manier, dan loop je de kans in een zespijper, pijpekast of schoorsteenwagen terecht te komen, een verouderend woord voor de arrestantenwagen, die vroeger luchtpijpjes op het dak had. (Trouw, 25/11/1972)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)