Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 17-02-2021

piep-piep-knor

betekenis & definitie

(1970) (muz.) (pretentieuze) avantgardische of geïmproviseerde muziek. Klanknabootsende benaming. Soms verkort tot: piep-knor.

• De Piep-Piep-Knor-muziek van kapitein Beefheart. (De Volkskrant, 11/04/1970)
• Dat is Ayers goed gelukt, hij heeft een groep zeer capabele muzikanten bij elkaar gehaald, „The Whole World," en daarmee maakt hij allerlei soorten popmuziek, variërend van zeer „experimentele" piep-piep-knor-muziek tot de vreemdsoortigste popchansonnetjes. (De tijd, 16/03/1971)
• Saxofonist Michel Mast laat zijn instrument kakelen als een kip. De geluiden zijn absoluut niet nieuw: er is in de Nederlandse jazz van de afgelopen twintig jaar heel wat afgekakeld. Er bestaat voor dit soort nabootsingen zelfs een gepatenteerde verzamelnaam: piep-piep-knor. (NRC Handelsblad, 28/05/1990)
• De melodie verandert dan plots in losse trekkerige noten van het voormalige avantgardistische type piep-piep-knor. (NRC Handelsblad, 21/11/1990)
• Toch woont hier Luc Houtkamp, een van de extremisten in het improvisatie-genre dat in de jaren zeventig ironisch piep-piep-knor werd gedoopt. (NRC Handelsblad, 22/11/1990)
• Dit moment was voor deze gefrustreerde artiest zo'n Aha-erlebnis, dat hij besloot voortaan alleen nog maar dergelijke klanken voort te brengen. Hiermee ontstond de piep-piep-knor muziek, het verwende, pretentieuze maar o zo saaie dochtertje van de jazz. (het Parool, 25/01/1993)
• Piepknor — Verzamelwoord voor Nederlandse geïmproveerde muziek uit de jaren zestig en zeventig. (Algemeen Dagblad, 01/07/1993)
• Toch is er bij SFeQ in de beginfase geen sprake geweest van een concept of een intentieverklaring. 'Nooit meer bebop!' of 'Dood aan de piep-piep-knor!' waren geen kreten die het kwintet hoog in het vaandel schreef. (Algemeen Dagblad, 26/05/1995)
• Geïmproviseerde muziek wordt door tegenstanders vaak afgedaan met de term 'piep-piep-knor'-muziek. (Trouw, 20/09/1996)
• Ook Fleurine en Masha Bijlsma houden niet van 'piep-piep-knor'-jazz: alle drie de zangeressen maken dan ook harmonieuze muziek. (HP/ De Tijd, 18/10/1996)
• Dertig jaar scheiden pianist Misha Mengelberg en saxofonist Yuri Honing. De eerste geldt als aartsvader van de piep-piep-knormuziek, de tweede representeert de veelgesmade conservatoriumgeneratie. (HP/ De Tijd, 24/07/1998)
• Om de een of andere reden moest ik bij het horen van de naam Son Volt in eerste instantie denken aan een of ander Japans avant-gardistenbandje vol elektronisch piep piep knor, voor ik me realiseerde dat we het hier in een wel heel andere hoek zoeken. (HP/ De Tijd, 20/11/1998)
• Zoals 'Avant Hard' van het Britse Add N to (X), een trio waarvan de sound teruggrijpt op de piep-knor-traditie van de eerste elektronische revolutie. (de Volkskrant, 23/04/1999)
• Op een dag was de muzikant afwezig bij de repetitie van een wel zeer modern serieel stuk dat zelfs Adriaan Bremzout hoofdbrekens kostte. Het werd indertijd treffend ‘piep-knormuziek’ genoemd, geschreven in het twaalftoonsstelsel. (Hans Dorrestein: Finale kwijting. 2000)
• piep-knor-knarsmuziek (Ton den Boon: Taal van het jaar twee. Kroniek van het Nederlands in 2002. Uitgegeven in 2003)
• Er ís wel jazz die moeilijk en ontoegankelijk is, maar dat is dan meteen ook de jazz waar ik niet van hou. Ik luisterde als kleine kleuter naar John Coltrane en zelfs naar Albert Ayler. En Ayler speelde free jazz, de zogenaamde piep-knor muziek, maar wat hij deed was de échte piep-knor en die was geweldig! (Algemeen Dagblad, 12/07/2003)
• Ook politici en piepknormuzikanten hebben het festival ontdekt. (HP/ De Tijd, 09/03/2007)

< >