(1960+) (scheldw.) katholiek. De ouwel wordt in de rooms-katholieke kerk als misbrood gebruikt. In het Middelnederlands bestond zowel 'nuwele' (kaneelwafel) als 'uwel' (ouwel). 'Nuwele' komt van het Oudfrans, waar 'niule' een nevenvorm is van 'neble' (licht, dun gebak dat men in de kerken kon kopen). Het scheldwoord 'ouwelvreter' werd vermoedelijk bedacht door W.F. Hermans. Syn.: paap*.
• Ach, ouwelvreter, tu quoque.... (Ward Ruyslinck: De Karakoliërs. 1968)
• Frans A. Janssen heeft het gewraakte citaat over de 'ouwelvreters' opgenomen in Hellebaarden (1972), een verzameling van gevleugelde woorden uit het werk van en de interviews met de grote schrijver. (Jaap Goedegebuure: Nederlandse literatuur 1960-1988. Gepubl. 1989)
• Zalig zijn de onnozelen van geest. En misschien is 't inderdaad maar beter dat de herders van de Volkskrant hun kudde in bescherming nemen tegen mijn woorden; het laatste waar-mee een ouwelvreter gezegend wil worden, is immers twijfel. (HP/ De Tijd, 07/06/1996)
• WAT IS dat toch met die katholieken? Sorry dat ik er weer over begin, maar zulke masochisten kom je toch zelden tegen. Ik heb ze uitgemaakt voor roomse gluiperds en vuile papen en hypocriete ouwelvreters, ja, ik heb zelfs de paus een misdadiger genoemd, maar het kan ze allemaal geen wierookvat schelen. (het Parool, 24/01/2006)