(1936) (Amsterdam, Barg.) op z'n dooie gemak.
• Dit geval komt ons nu wat vreemd voor en we nemen nu dan ook aan dat Raichenbach, om het maar eens populair uit te drukken, tegen Vaessen op zijn „dooie doesie" heeft gespeeld.(De tribune, 17/10/1936)
• Op de brug bij de gracht aangekomen, kwam tergend vlug lijn 10 aanrijden. Doorgaans pleegt Plaatsvervanger alles op zijn dooie doesie aan te doen. (De waarheid, 28/07/1952)
• doesie, op me - , ik verdraai er mijn hand niet om, Smis 1939. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• Op z’n elfendertigst of ‘op z’n doesie’. (Geheimtaal in de Amsterdamse haven op www.buurtboeken.nl, 16/01/2010)