(19e eeuw) (Barg.) vader of moeder.
• Olmse , (de—), de oude. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Zijn olmse (vader of moeder) stiekt hem nou en dan een paar knaken. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• Hou je gieber toe, olmse, je spant toch wel dat die gandre wat wil weten! (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)