(17e eeuw) (sch.) nog niet volwassen.
• Jy bent nau droogh achter jou ooren, en jy laatje soo jongh bedriegen? (J. Kemp: Klucht van de bedrogen Smith. Amst., 1661)
• Nog niet droog zijn achter zijn ooren, nog geene ondervinding hebben, nog te jong zijn, sprek. van eenen melkbaard die al groot wil zijn. R. Hij wilt al gaan trouwen, en hij is nog niet droog achter zijn ooren. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Zelf dacht ik aan de volgende verklaring: “Ja, nog zonder droog gatje”, “Ja, met billetjes, die nog niet eens droog zijn”, d.w.z. “Ja, een jong ventje, dat pas komt kijken”, ierwat drastischer voor ons “nog niet droog achter de oren”. (Leuvensche bijdragen. Volumes 52-55. 1963)
• Hij is nog niet droog achter de ooren (zonder ondervinding). (H. Welters: Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg. 1982)
• ‘Ik red mij wel, ik ben heus droog achter mijn oren,’ zei Rudolf enigszins geprikkeld. (Hella S. Haasse: Heren van de thee. 1992)
• 'Niet alleen niet droog achter de oren, maar nog lange teentjes ook!' zegt de vrouw onverstoorbaar. (Henri van Daele: De omgekeerde Dendermonde. 2004)
• En Jules weer: Gij zijt nog niet droog achter uw oren! (Monika van Paemel: De koningin van Sheba. 2008)
