(19e eeuw) (sch.) goed ingelicht, bij de hand, uitgeslapen zijn; niet zo dom zijn als iemand anders denkt. Eigenlijk: gisteren geboren en dus onwetend. De uitdrukking is al erg oud en ontleend aan Job 8, 9: "Want wy zijn, van gisteren, ende en weten niets." Vgl. Eng. I wasn’t born yesterday!
• Isabellaas wangen gloeiden van toorn. ‘Dat zullen we zien!’ zeide zij gebiedend, en plotseling op de vrouw toetredende, rukte zij het voorschoot weg. Marretjen was echter ook niet van gisteren, zoo als ze plach te zeggen, en wierp de mand, waarin de pakjens lagen, van zich af in den vijver en het rolletjen goed dat zij onder den eenen arm droeg evenzeer. (H.J. Schimmel: Romantische werken. Deel 2: Twee vrienden, Mary Hollis. 1870)
• Het is een slimme: hij heeft van den vos geëten, zal in geen twee grachten tegelijk loopen (of springen), is onder de ganzen niet uitgebroed, is van gisteren niet, weet waar Merten zijnen wijn tapt, is van de ratten gepoetst, heeft vossemelk gedronken, is den duivel te plat, is niet vervrozen, is in geen kanne gekweekt, heeft kruim in 't hoofd, is van alle merkten weergekomen, heeft rattekruid geëten, ge zult die hen met geen kaf van den polder lokken, die hem verschalken wilt, moet vroeg opstaan. ‒ Twee slimmen kunnen malkander niet bedriegen: twee vossen. Hij is niet slim: heeft het poeier niet uitgevonden, ze hebben geschoten als hij geboren wierd. ‒ Slim liegen: liegen alsof 't gedrukt stond. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• Gisteren (Van- zijn, dom, onnoozel. onkundig wezen, naar Job 8 vs. 9. ‘Wij zijn van gisteren, en weten niet.’ Wordt vooral ontkennend gebezigd: ‘Nu, hij is ook niet van gisteren’ = is goed bij de hand. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Hij is niet van gisteren. Hij weet nog al wat, hij is bij de hand. Naar aanleiding van Job. 8:9: „Wij zijn van gisteren en weten niets." (Dr. J. Herderschee: Namen en spreekwijzen aan den bijbel ontleend. 1911)
• ‘Ik ben niet helemáál van gisteren’, zei Engeltje. ‘Als een man kapoenen en wijn wil hebben, probeert hij een vrouw te verleiden. Nee, buurman, daar komt niets van in.’ (Paul Rodenko: Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen. 1963)
• Gij zijt veel te voorzichtig! verweet ze mijn vader, die echter wel wist wat hij deed, hij moest natuurlijk de problemen met de fiscus zien te fiksen en daar waren ze ook niet van gisteren. (Jef Geeraerts: Gangreen 3. Het teken van de hond. 1975)
• (Annemarie Houwink ten Cate: Signalement van sprekende zegswijzen. 1978)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Nie van giestere. Niet van gisteren. Goed op de hoogte, heel bij de tijd. Ontleend aan de bijbel. (Job 8:9). 'Want wij zijn niet van gisteren, en weten niet'. Duits: nicht von gestern; Engels: not bom yesterday; Frans: ne pas être né d'hier. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• Ik ben niet helemaal van gisteren, weet je,’ vertelt Arjun zijn Amerikaanse biseksuele collega Christine Schnorr. (Stine Jensen: Het broekpak van Olivia Newton John. 2011)