(1995) (< Eng. internet + citizen) (comp.) internetgebruiker.
• Leest 'Wave' en 'Wired'. Of laat deze flikkerende netizen- tijdschriften opvallend in zijn buurt rondslingeren. Want in het bezoeken van discotheken kruipt natuurlijk veel tijd. Dus blijft er voor cyberspace niet veel over. En kleren koop je toch niet om de nerd uit te hangen. (Het Belang van Limburg, 08/11/1995)
• Netizen: Iemand voor wie Internet deel uitmaakt van het dagelijks leven. (Het ABC van de cybertaal in De Tijd, 16/04/1996)
• Wat volgende week betreft, heeft de in Lissabon woonachtige burgerrechtenactivist en netizen Fernando 'Didinho' Casimiro (www.didinho.org) zeer zijn bedenkingen. (De Morgen, 20/06/2009)
• Uitgerekend op China's twitterservice Weibo zinderde gisteren dan ook de woede over de nieuwe regels. 'Het moet wel een heel dom bericht zijn als het niet vijfduizend maal wordt gelezen of vijfhonderd maal doorgestuurd', schrijft iemand. 'Moet het dan zo slaapverwekkend zijn dat niemand het wil lezen?' Anderen denken dat binnenkort inderdaad een paar individuen onder veel persaandacht zullen worden veroordeeld, juist om bloggers schrik aan te jagen. 'Ik hoop niet dat ik dat zal zijn', schrijft een netizen in de provincie Sichuan. (De Volkskrant, 11/09/2013)