1) (1928) (Barg. en sold.) koffie. Soms ook: cola. Beledigende en racistische term. Van de veronderstelling dat het zweet van negers ook zwart is. Vgl. Duits slang: 'Negerschweiss' en 'Mulattenschweiss'. De Duitse volkstaal kent nog ''Negerblut'' voor donker bier (sedert ca. 1900) en 'Negerdreck' voor zwarte tabak (sedert ca. 1939). Stuk voor stuk verwerpelijke benamingen die in de 21e eeuw niet meer aanvaardbaar zijn. Andere benamingen voor koffie: babbelnat*; bak (bakkie)*; bruinderik*; dokter* de Bruin; fokkie*; godshot*; Haags* bakkie; jodenbakkie*; kedievedie*; kof*; kofje* koppie; leut*; matrozenmutsje*; mijnheer* de Bruin; moffenkoffie*; mokkie* bruin; muggenpis*; muggenzeik*; negerinnenmelk*; paddenvergif*; pikheet*; pleur*; professor* de Bruin; sjoof*; slappe Tinus*; slemp*; slobber*; sloert*; slootwater*; bruine soep*; sokkenwater*; straal*; stuifkoe*; torpedistenbakje*; troost*; uilenzeik*; witte* bonen; zog*; zwarte* goud; zwarterik*; zwartje*; zweet*; zweetkom*.
• De arbeiders noemden dezen drank, die koffie moest verbeelden en afschuwelijk naar metaal smaakte, „negerzweet." (Het Vaderland, 18/06/1928)
• Ruw wierp hij mij toe, „mot je ook ’n koppie negerzweet.” (De Nederlander, 08/02/1935)
• Dan verdwenen alle leden der patrouille in het hol en door het venster zag men hen om de tafel zitten met een mok „negerzweet” (koffie) voor zich en een stuk koek op de vuist! (Goudland; tweewekelijks tijdschrift voor de katholieke welpen en verkenners van Nederland, 02/03/1935)
• Negerzweet: koffie. Een bak negerzweet. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Onze koffie, wordt, gebracht. Wij noemen dit brouwsel: negerzweet. (De Sumatra post, 22/01/1941)
• De Ersatz-kóffie, een bitter vocht, dat gemaakt wordt van gebrande gerst, gedroogde bladèren, wortels, eikels en een chemisch geurtje en smaakje, wordt „négerzweet" genoemd. (De Sumatra post, 10/05/1941)
• „Albert, denk om de tóch. hou je hachie maar in huis!", waarschuwt ze van de spleet uit, dle oogen en lippen zichtbaar maakt tusschen muts en sjaal, waarop de generaal met zijn kepi zonder rand en zijn jekker over zijn rose-flanellen pyjama resoluut naar binnen gaat en zijn kopje „negerzweet" opdrinkt, zooals hij zijn koffiesurrogaat betitelt. (Het Vaderland, 11/01/1942)
• Na het consumeren van het verse bakkie „negerzweet" pak je de krant weer op en word je als eenvoudige burger geconfronteerd met een prachtige grote grafiek, die de lijn aangeeft over de opkomst en de daling van de Duitse macht van 1933 tot 1945. (Nieuwsblad van het Noorden, 10/06/1974)
• Het was nogal dorstig weer die dag en toen bracht ik hem een glas cola en toen vroeg ik: en weet meneer wel hoe wij dit hier in 't Gronings noemen? En hij wist het niet en ik zei: negerswait. Omdat het zo donker is, daarom noemen wij dit negerzweet. (Nieuwsblad van het Noorden, 07/06/1982)
• Taal is een neutraal middel, dat echter aangewend kan worden om allerlei bedenkelijke ideeën tot uitdrukking te brengen. Racistische vooroordelen en discriminerende gedachten worden met behulp van taal kenbaar gemaakt. Sommige van die vooroordelen ‘stollen’ zelfs in vaste taalvormen: op die manier zijn woorden als negerzweet (bargoens voor koffie) en jodenlijm (‘schertsend’ voor speeksel) ontstaan. (Onze Taal. Jaargang 56. 1987)
• Altijd hebben we gelachen om dat gekke woord negerzweet dat ze ter plekke bedacht had. In die tijd was er nog geen sprake van discriminatie. Dat goedje was nou eenmaal zwart en een zwarte ook. (Nieuwsblad van het Noorden, 16/11/1989)
• Negerzweet: koffie. Meestal verkort tot 'zweet'. (Leen Verhoeff: Soldatenwoordenboek. 1995)
• Een legeraalmoezenier die koffie omschrijft als 'negerzweet'; werkgevers die liever een rechtsextremist aannemen dan iemand met een linkse achtergrond…. (Geert Buelens: De jaren zestig: een cultuurgeschiedenis. 2018)
• Boma zegt dat zijn koffie “precies negerzweet” is. (Gazet van Antwerpen, 25/07/2022)
2) (1980) (sch.) appelstroop.
• Negerzweet. [Appelstroop.] (Inez van Eijk: Zo lust ik er nog wel een. 1980)