Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 28-12-2020

Mokum Godel

betekenis & definitie

(1932) (Barg.) Amsterdam. Kijk ook onder Mokum*.

• 't Is alles geloosjes en 'n ibbelte in Mokum Godel... (Israël Querido: Het volk Gods. 1932)
• Die twee liefdes, die een eenheid vormen, zijn mij door mijn vader bijgebracht, wiens ongeëvenaarde liefde voor zijn volk en stad hem de erenaam Ben Ami bezorgde. In Amsterdam kwam die liefde gelukkig niet, zoals elders, slechts van één kant, die der Joden. Niet voor niets noemden zij deze stad Mokum Godel of Makom Alf, de grote of de eerste plaats. (Nieuw Israelietisch weekblad, 06/04/1962)

< >