Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 21-12-2020

meth, metha

betekenis & definitie

(1993) (drugs) (afk.) methadon. Wordt vnl. gebruikt bij ontwenningskuren (als surrogaat voor heroïne: de patiënt wordt daarbij niet high* van de dagelijkse afgemeten dosissen en kan gemakkelijker afkicken*). Het middel is echter zelf ook verslavend. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het ontwikkeld door de Duitse fima HØechst, toen er een morfinetekort was voor gewonde soldaten. Toen heette het Dolophine. Rond 1949 kon het spul nog vrij op de markt gebracht worden, niet alleen als ontwenningsmiddel voor morfine-verslaafden maar ook als krachtige pijnstiller en zelfs als hoestsiroop! Een paar jaar later werd het echter gerangschikt onder de verdovende middelen en kwam er een einde aan de vrije verkoop.

• Hier renden bedrogen kopers met kapmessen in de hand achter bedriegers aan. En dat taalgebruik: wit, bruin, metha, rooie knol, biggie wan, koulo, sakka sakka. Wat waren ze nieuwsgierig naar de betekenis van al die woorden. (Hans Brouns: Zeedijk. Ooggetuigenverslag van een buurtbewoner. 1993)
• Morf, pal, horse, coke, meth, dex, dilaudid... Je kannet zo gek niet verzinnen of Jackie had het in huis. (J.A. Deelder: Angel Eyes. 1998)
• 'Metha, wil je metha?' vraagt hij. (Stella Braam: Tussen gekken & gajes. Avonturen in de undercoverjournalistiek. 2003)
• ‘Gebruik je meth?’ vroeg Rusty. (Peter Buwalda: Bonita Avenue. 2010)

< >