(1880) (euf.) stelen; jatten. Iets heel anders is: uit de suikerpot snoepen.
• Een kleine jongen, die met zijn mama voor de Venus Milo in de Louvre staat, vraagt op eens: waarom zijn de armen afgesneden? — Wel, is het antwoord van mama, omdat zij telkens met de vingers in de suikerpot zat. (Provinciale Drentsche en Asser courant, 04/03/1880)
• Zeker, als prins Bernhard met zijn vinger in de suikerpot wordt betrapt, wordt er ook van de gewone wet afgeweken, en een speciaal driemanschap ingesteld. (Piet Grijs en anderen: …. Honderd. Ik kom! 1982)
• Zo’n aaneenschakeling van affaires roept uiteraard vragen op. Kan Varma gewoon niet tellen? Of heeft ze met haar vingers in de suikerpot gezeten? (De Volkskrant, 31/10/1994)
• Dave had zijn eigen jongens niet vertrouwd. Misschien gingen ze jatten wanneer hij zelf niet het toezicht zou houden bij het uitpakken. En zo had de politie hem kunnen betrappen met zijn vingers in de suikerpot…. (Sietse van der Hoek: De man van Trinidad. 2011)