Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 11-12-2020

Maasnimfen

betekenis & definitie

(1927) (Rotterdam) vrouwen van lichte zeden die aan boord van de afgemeerde schepen glipten.

• Wij hopen van harte dat de beheerscher der regenwolken Grevenbicht gedurende de Paaschdagen voor Aprilsche grillen vrijware en een zomerschen zonnelach moge vertoonen. De Grevenbichtsche club staat daartoe in voortdurend vriendschappelijk contact met Pluvius. Bovendien heeft zij alle edele en schoone Maasnimfen uitgenoodigd om het Kringfeest met haar lach en haar blijheid te komen vervullen. (De Limburger, 14/04/1927)
• 'Maasnimfen' gestraft. Drie vrouwen, die des nachts aan boord van schepen werden aangetroffen, hetgeen verboden is, werden aangehouden en door de Robterdamse kantonrechter veroordeeld. (Het vrije volk, 11/04/1949)
• De Rivierpolitie heeft vannacht twee vrouwen, respectieveiijk van 25 en 27 jaar, van een schip bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij gehaald, omdat ze zich in strijd met de grensbewakingsvoorschriften op het schip bevonden. Het waren twee bekende Maasnimfen, die direct na hun aanhouding werden overgebracht naar de Noordsingel, waar ze vandaag voor de Justitie zullen verschijnen. (het Vrije Volk, 27/07/1951)
• In tegenstelling tot de jaren vlak na de oorlog hoort men tegenwoordig niet zoveel meer over de zgn. Maasnimfen, vrouwen die zich aan boord van schepen begeven om daar de zeeman te plezieren. (Het vrije volk, 16/08/1961)
• In de jaren zestig was er in Rotterdam ook nog een categorie publieke vrouwen die ‘Maasnimfen’ werden genoemd. Dat waren vrouwen die zich beroepsmatig maar in strijd met de bewakingsvoorschriften aan boord van buitenlandse schepen ophielden. Het behoorde tot de taak van de Rivierpolitie deze vrouwen van boord te halen. (J.A. Blauw: Dossier Blauw. Memoires van een oud-hoofdcommissaris van politie. 2004)

< >