Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 06-12-2020

luchtschuimer

betekenis & definitie

1) (1916) (inf.) piloot.

• En toen begon er een woedende wedren van kanonniers, infanteristen, cavaleristen en auto's naar de plek waar de luchtschuimer gevallen was, en geheel verteerde onder het geknetter der ontploffende mitrailleur-patronen. (Eindhovensch dagblad, 29/02/1916)
• Murdock brengt den stralenwerper in actie, treft het vliegtuig en wij zien den luchtschuimer, in vljimmen gehuld, in een naburig meer vallen. (Nieuwe Venlosche courant, 31/01/1925)
• Mikkie keek den wacht nijdig aan en riep: „Ik zal dien luchtschuimer eens ongezouten de waarheid zeggen, en een gemakkelijken logé zal hij niet aan me hebben, dat beloof ik je!” (De courant Het nieuws van den dag, 06/05/1933)
• Allergevaarlikst zijnde nachtelijke aanvallen. Dan, wanneer slechts een klein aantal punten krachtig verdedigd kunnen worden, zou de aanvaller zich de triomf van den luchtschuimer kunnen verzekeren. (Rapport van de Studie-Conferentie. 1934)

2) (1960+) (inf.) etherpiraat.

• Luchtschuimer: Neologisme (taalkundige nieuwvorming) uit de vroege jaren '60, bedoeld als synoniem voor 'etherpiraat. Niets geworden. (het Vrije Volk, 17/12/1990)

< >