(19e eeuw) (euf.) verwensing. Bliksem is hier een eufemisme voor de duivel. Vgl. loop naar de dit* en dat; loop naar de Filistijnen*; loop naar de flikker*; loop naar de Fransen*; loop naar de galg*; loop naar de (gloeiende) godverdomme*; loop naar de haaien*; loop naar de heksenberg*; loop naar de kanaries*; loop naar de kloten*; loop naar de kwartjes*; loop naar de lazerij*; loop naar de luizenmarkt*; loop naar de maan* (en pluk sterren); loop naar de mieter*; loop naar de Mokerhei*; loop naar de Pampus*; loop naar de pomp*; loop naar de ratsmodee*; loop naar de sodemieter*; loop naar den oost om troost*; loop naar de tyfus*; loop naar de vaantjes*; loop naar de verdommenis*; loop naar de verrekkenis*; loop naar de vinkenslag*; loop naar de wacht*; loop naar de weerga*; loop naar de weerlicht*; loop naar de wip*; loop naar de zwaantjes*.
• Loop naar de bliksem! (Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek. 1909)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Donder op. Loop naar de pomp. Loop naar de maan, dan kan je sterretjes plukke. Loop naar de bliksem. (Volkskunde. 1940)
• Loop naar de bliksem, meester! (Jan Mens: Koen. 1941)
• En intussen sta ik achter die smerige tapkast pilsjes te tappen. Ik geef tien jaar van mijn leven om op een schone dag aan iedereen te zeggen: “Loop naar de bliksem!” (De Nieuwe Stem. Jaargang 19. 1964)
• Kees van Gracht ken nei de bliksem lope. (Frederik Pieter Groot: Marijt. 1971)
• Loop naar de bliksem en help donderen! (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Piet van Sterkenburg: Vloeken is niet meer wat het geweest is. 2008)
