Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 15-08-2023

linkmiegel, linkmiggel, linkmichel

betekenis & definitie

(1894) (Barg.) akelig of gevaarlijk persoon (die anderen afloert), schelm; sluw iemand; listige bedrieger; ruziemaker; vechtersbaas. Tegenwoordig vooral in de zin van profiteur. Oorspronkelijk wellicht Amsterdams. Door Jan Berns & Jolanda van den Braak (Amsterdams. Taal in stad en land. 2002) wordt 'linkmiggel' omschreven als een 'slag-om-de-arm-houder'. Een 'linkmiggil' is bij hen een 'slimme vent'. Ook vermeld door Michel Elias (Haags. Taal in stad en land. 2002). Samenstelling van twee Bargoense woorden: link' (slim) en 'miggelen' (verdacht lachen). Of is 'miegel' een verbastering van de eigennaam Michiel (vaak gebruikt voor een sul)?

• De hoofdschuldige is, als bekend, Krausse, wien de vervaardiging van valsch bankpapier tot een bedrag van 2 1/2 a 3 ton wordt ten laste gelegd. 't Was een linkmiggel (iemand die er den slag van heeft om er anderen te laten inloopen) zeggen de Amsterdammers van Jordaan en Jodenbreestraat; hy had alleen niet zoo spoedig moeten „over zyn vestje gaan" (zyn geld uithalen), maar met de uitgifte moeten wachten en daarmee omzichtiger te werk gaan. (Java-bode, 18/04/1894)
• Linkmiggel: grappenmaker, ook wel akelige vent of deugniet. Gevaarlijke kerel, die de jongens aflegt. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• Hoe barstte hij voor haar part niet ... met zijn heele wraakgierige ... familie, zijn broer Thijs en zijn broer Karel, den linkmiggel er bij! (Is. Querido: De Jordaan. 1912)
• Jare het heit 'n 'n linkmiggel gehokt in de Eglantierstraat... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Een echte linkmichel had de mesomme in veiligheid gebracht, voor de prinserij 'm nog de paternosters kon aanleggen en 'm in de nor bracht. (het Vaderland, 04/01/1923)
• ... brieven van een uitgekookte linkmiechel. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 24/11/1927)
• Voor de liefhebberij van koningen en keizers en linkmiechels van depelematen... (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
• Voel vanavond den ingenieur maar eens na, zei hij, die linkmiegel zal hier of daar wel een brokkie koper hebben zitten. Hij de kuierlatten genomen. (Maurits Dekker: Amsterdam. 1931)
• An mijn kan je toch niet voere, linkmichel. (Alex Booleman: Verdoemenis. Het leven van een speler. 1931)
• Natuurlijk Da...ni...ël, lijmde die oude linkmiegel. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• „Is dat die tweede lap daar?" informeerde Upke. „Natuurlijk linkmiggel!" zei de gezagvoerster streng. (Piet Bakker: Vrouw aan boord. 1938)
• Die linkmiggel is op zolder naar eiere aan 't zoeke... (Piet Bakker: Branding. 1940)
• Och! ... ik niet zoo erg. 't Is natuurlijk altijd oppassen met dien ouwen knar, want reken er op, 't is een echte linkmiegel. (Joris van den Bergh: Te midden der kampioenen. 1942)
• Deins je, laat dat grom brullen, anders komt de hele biezenis nog op jou af, linkmiegel! (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• En als we zo'n linkmichel in de gaten krijgen, springen we hem op z'n nek! (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• ... en die verpleger dacht nou wel een gare linkmiggel te zijn. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• linkmiggel, (Barg.) grappenmaker; deugniet. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Hij heeft het wel voor elkaar gekregen, een linkmichel. (Max Dendermonde: De deur op een kier. 1958)
• En wat denk je, de volgende dag komt die goser me keurig de poen brengen. De knaak die ik al had gekregen trok die linkmiegel er wel van af. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Die linkmichel in Essen vindt 't natuurlijk best zo: die mot van poppekast leven. (Jan Mens: Griet Mansande. 1972)
• En nou bel je aan met een gezicht of je hier nooit eerder bent geweest. Zal ik jou eens wat vertellen? Jij bent een linkmiegel. (Simon Carmiggelt in het Parool, 11/02/1975)
• Zo... wat kom jij hier doen, linkmiegeltje? (Ben Borgart: Blauwe nachten. 1978)
• Jij bent een linkmiegel. (Simon Carmiggelt: De rest van je leven. 1979)
• ... tegenover de geallieerden heeft die linkmiegel zich meteen een heldhaftige rol in het verzet aangemeten. (Jan Cremer: De Hunnen. Deel III. Vrede. 1983)
• ... hij is altijd een linkmichel geweest. (Hermine de Graaf: De zeevlam. 1985)
• De linkmichels hadden hun stinkende best gedaan. (Wil Schackman: Genoeg gesold. 1988)
• Die handige linkmiegels bij Veronica weten helemaal niet wat ze de mensen aandoen. (Wim de Bie: De Boekcorner van .... Goos Verhoef! 1988)
• Linkmiegel: onbetrouwbaar persoon. Amsterdams. (Ad van Gaalen: Stadsplat. Zes stadsdialecten. 1989)
• En denk eraan dat je die linkmiegel beneje niet waarschuwt... (Frans Pointl: De aanraking. 1990)
• Linkmiegel. Kerel (met versch. bijbetekenissen). (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)
• Met die jongen krijg ik nog last, Marian, dat is een linkmiegel, die computerprogrammeur. (Willem Bijsterbosch: De opzichter. 1992)
• Nou ammenooitniet, je denk toch zeker niet dat ik die linkmiechel er ooit nog in laat! (Gerdy Van Der Stap: Nestspel. 1994)
• Weliswaar won hij in die jaren al etappes en de groene trui in de Tour, maar hij werd toch voornamelijk gezien als een 'meesluiper', 'linkmiegel' of 'profiteur', en zijn reputatie leunde vooral op zijn uitzonderlijke sprintkwaliteiten. (HP/ De Tijd, 15/04/1994)
• Vermeend zegt dat Nederland niet het braafste jongetje van de klas moet willen zijn, maar dan zeg ik: je moet ook niet het grootste linkmiegeltje van de klas willen wezen. (Elsevier, 14/03/1998)
• Zijn antifa-kompanen krijgt hij vaak niet eens te zien - afgescheiden door een kordon van de ME. De fascisten hebben hem nog nooit een strobreed in de weg gelegd. 'Er lopen natuurlijk wel linkmiegels rond.' (Vrij Nederland, 26/01/2002)
• linkmiggel, slag-om-de-arm-houder, Querido jordaan; linkmiggil, slimme vent, Smis 1943. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• Tijdens de wedstrijd lijkt Luinge alles onder controle te hebben. Maar naderhand verklaren Twente-spelers Bruggink en Nijhof door de arbiter uitgescholden te zijn. ,,Hij maakte me uit voor vuile linkmiechel en klootzak'', zegt Bruggink. (Algemeen Dagblad, 19/04/2003)
• Iemand probeerde je mee te nemen. Die linkmiegel met die bril, weetjewel. (Cindy Hoetmer: Schop me! 2007)
• Al dat geld was nu in de rokerij gestoken, op advies van Jasper die met zijn rappe tong Luit van alles voorspiegelde. Een linkmichel, die Jongkees. (Catalijn Claes: Boven alle vragen. 2009)
• ‘Jij bent een linkmiechel, jongen,’ zegt Freddy. (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• Die linkmiegel gooide de trofee van zich af. (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• Linkmiechel: Uitgekookt iemand, gewiekste knaap. MTW 113. Linkmiegel. OB 86. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)
Een handeltje om duim en vinger bij af te likken, en Frank is een linkmiegel, als het erop aan komt nog gehaaider dan ik. (Catalijn Claes: De weg die wij gaan. 2015)
• Hij had algauw in de smiezen waar die ouwe linkmiegel zijn centen opborg: een gouwen kissie dat nogal zwaar aanvoelde. (Jamal Ouariachi: Een honger. 2015)
• Hou ’m in de gaten, die linkmiegel! (Catalijn Claes: Ruwe bolsters. 2018)
• In Amsterdam wordt voor het eerst een referendum gehouden. De opkomst is laag, maar niet onder GroenLinks-miegels als ik. (Jan Rot: O ja! 2019)

< >